Vivian Ploegaert over “ITS FRIDAY THEN…”
KOEKOEK! Een grappig filmpje, je lievelingstaart, spelletjesavond, de zon op je huid… Als je kijkt naar het filmpje of denkt aan de hierboven genoemde dingen, kun je dan iets voelen van jouw “blije kind”-modus? Het “blije kind” staat voor vrijheid, spontaniteit, genieten. Het blije kind kan lachen en zich onbezorgd, gevoed, geliefd en verbonden voelen. Het blije kind is een gezonde modus en kan een bron worden van hoop, motivatie en energie.
In de spreekkamer gaat het vaak over zaken die niet goed gaan en is het blije kind soms lastig op te roepen. Maar hoe dan wel? DURF, DOE en KOM IN BEWEGING!
DURF
Zie het als een taak om als therapeut je patiënt ook plezier te laten ervaren en daarmee uitnodigend te zijn tot spel. Dit betekent ook dat je zelf in de therapiekamer of daarbuiten over je eigen gêne moet stappen door bijvoorbeeld een spelletje te gaan doen met je patiënt, te gaan bellenblazen, muziek te maken of over je eigen blunders te vertellen.
DOE en KOM IN BEWEGING:
Kom in actie, doe oefeningen, probeer verschillende dingen uit, gebruik humor en maak gebruik van experiëntiële technieken. Het ter plekke ervaren is daarbij belangrijk. Joan Farell en Ida Shaw (twee Amerikaanse auteurs) hebben oefeningen beschreven zoals “de imaginatie van de ijssalon”: “Stel je voor dat we met zijn allen een prijs hebben gewonnen en we gaan naar de ijssalon, we mogen alles kiezen, je hoort de vrolijke muziek… en? Zie je die daar met chocolade en slagroom?” Je kunt patiënten daarnaast ook een “blije doos” laten maken. Ze maken dan hun eigen “toolkit” met bijvoorbeeld positieve kaartjes, spreuken, foto’s, muziek, iets lekkers of hun favoriete film.
In een groep is een vorm van spel introduceren soms wat makkelijker. Je kunt filmpjes tonen, muziek maken, een verjaardag vieren, spelletjes doen. Zo deden mijn collega en ik met een patiëntengroep een wedstrijd curling in de gang van het ziekenhuis en speelden we verstoppertje en “Annemaria Koekoek” in de tuin van de instelling. Sommige deelnemers vonden het best “stom” en “kinderachtig”, maar ook bij die ene patiënte, die echt niet mee wilde doen en toekeek, verscheen uiteindelijk een grote glimlach op haar gezicht toen ze de rest plezier zag maken. En het zijn vaak juist deze oefeningen die in de evaluaties teruggegeven worden als dat wat het meest is bijgebleven.
Ik gun jullie allen van harte om je eigen blije kind te vinden en om deze op passende wijze in te zetten voor je patiënten.
“We don’t stop playing because we grow old, we grow old because we stop playing”.
(George Bernhard Shaw)
Door: Vivian Ploegaert, supervisor schematherapie. Zij is voor vragen of supervisie te bereiken via info@praktijkploegaert.nl