Supervisievraag #10: Koppige beschermers in de groep
Als cliënten én therapeuten geraakt zijn
De vraag van Ronald:
Hoewel ik me nu toch al een tijdje met schematherapie bezighoud, zowel individueel als in de groep, blijf ik regelmatig in de valkuil vallen van zelf cognitief worden en uitleggen. Laatst gebeurde het ook weer in de groep. Een van de langer zittende groepsleden (we hebben een dakpan constructie) bleef vrij nadrukkelijk in haar beschermer hangen in reactie op een oefening. Zij bleek zelf weinig nieuwsgierig (te krijgen) naar de achtergrond van haar weerstand.
Nu triggert dat bij mij ook iets dat ik wel ken: ik vind het lastig als iemand zo onbereikbaar wordt in het contact en niet 'redelijk'. Dan kan ik hard gaan werken om toch tot contact te komen. Toch vond ik het ook echt iets om bij dit meer ervaren groepslid niet zomaar voorbij te laten gaan. Er kwam enige input vanuit de groep: iemand steunde de cliënte (laat haar toch) en een ander stelde een confronterende vraag (laatst had je last van onvoldoende aandacht voor jouw punten en nu pak je niet je kans, hoe zit dit). Maar ook deze input leidde niet tot een dialoog of nieuwe ervaring. En daar ging ik dus weer: uitleggen over nieuwsgierigheid, valideren van beschermers die er niet voor niets zullen zijn, etc. Mijn vraag is: hoe kan je nou omgaan met zo'n volhardende beschermer in de groep, die ook de groepsdynamiek een beetje lam legt?
Twee supervisoren en Ronald in conclaaf:
Ovidia:
Een herkenbare situatie: dat van het groepslid, dat van jou als groepstherapeut en dat van de groep. Omdat zowel individuele processen als groepsprocessen een grote rol spelen, kan je er zowel vanuit groepsdynamisch perspectief als vanuit schematherapeutisch perspectief naar kijken..
Vanuit het groepsdynamisch perspectief is het belangrijk om te analyseren in welke fase de cliënt zelf zit en in welke groepsfase de groep zit (volgens het fasemodel van Levine). En welke rol neemt de cliënt in binnen de groep? Het antwoord op deze vragen bepaalt of/hoe je kan confronteren en welke rol de groep hierin kan spelen. Kijk ook naar de samenwerking tussen de therapeuten bij het begrijpen wat er gebeurde: wat was jullie taakverdeling in deze situatie, wat was de achtergrond van de keuze voor deze oefening, is er bij jullie samen als co-therapeuten ruimte en veiligheid om eigen schematriggering te bespreken en in de groep te mogen benoemen?
Susan:
In aanvulling hierop is mijn vraag: Wat wordt er bij jouzelf getriggerd wanneer deze/een cliënt in haar beschermer blijft hangen? Welk schema van jou wordt geactiveerd wanneer je de neiging hebt om de onbereikbare ander op een cognitieve manier te gaan overtuigen? Dit geldt ook voor de andere twee groepsgenoten die geneigd zijn om te gaan ‘helpen’. Het is een natuurlijke reactie om voor de ander te gaan zorgen wanneer je een noodzaak ziet om iemand uit een bepaalde beschermer te halen. Echter, daarmee bestaat de kans dat je de onderliggende gevoelens van de cliënt mist.
Ronald:
In deze situatie introduceerde ik de oefening die ik vervolgens ook zou leiden. Mijn co-therapeut zou het groepsproces in de gaten houden. Het ging om een rollenspel waarin we ‘het oude’ patroon zouden neerzetten en dan in een tweede versie ‘een nieuwe optie’ vanuit de Gezonde Volwassene. Ik nodigde deze cliënt uit als protagonist, omdat zij nog een doel heeft in het veranderen van haar gedrag in de relatie met haar ouders.
Wat er bij mij getriggerd wordt: ik ken zelf het schema emotioneel tekort en heb een soort schrik en irritatie als het contact wegvalt. Dat wil ik dan snel fiksen. En ik denk daarnaast ook iets strengs: ‘kom op, je komt hier om iets te doen’.
Susan:
Het klinkt zeker als een koppige cliënte, die weinig bereikbaar is voor haar therapeut en haar groepsgenoten. In het aansluiten bij wat haar beschermer betekent voor cliënt, vraag je je af: Welke emotie zit eronder? Is het angst, boosheid of wellicht koppigheid? Het voorbij de weerstand komen, bereik je door de koppigheid te erkennen als beschermingsmechanisme en er contact mee te maken. Door er niet tegenin te gaan, maar het bestaansrecht te valideren, kan beweging ontstaan. Hier zou ik de groep bij betrekken. Het deel van jouw eigen geactiveerde schema(reacties) ben je je al goed bewust en het vraagt moed en de ruimte om die ook in dit proces te delen in de groep. Bijvoorbeeld: “daar ga ik weer” met de koppeling aan de beschermer van de cliënt. Dit toont jouw menselijkheid. En op deze manier verbreed je je eigen proces naar de groep en gaat de cliënt nadenken: ‘Wat ben ik zelf aan het doen?’ Een andere manier is om deze thematiek goed voor te bespreken met je co-therapeut, zodat deze jou erop kan wijzen wanneer deze valkuil wordt getriggerd.
Ovidia:
Een empathische confrontatie (EC) vind ik ook een passende eerste interventie. Maar door wie? Door de groepstherapeut of door de groep? Gezien de fase van het eigen proces van de cliënt zou hier een kleine EC op zijn plaats zijn (zie Reubsaet). Als zij hierop niet reageert, zou een vervolginterventie inderdaad zijn dat je als groepstherapeut de EC meer interpersoonlijk gaat maken door gepaste zelfonthulling in te zetten. Bijvoorbeeld: ‘’Ik merk voor de zoveelste keer dat dit bij me gebeurt wanneer deze coping-kant van jou aanwezig is en dan ben ik zo geneigd om….’’. Je co-therapeut monitort dan de (reacties van de) groep.
Heeft de EC niet het gewenste resultaat? Dan gaat de co-therapeut zeker niet zelf een EC inzetten, maar betrekt de groep om aan cliënt (constructieve) feedback te geven en eventuele herkenning uit te spreken. Lukt dit niet, dan is het aan de co-therapeut om de groep als geheel empathisch te confronteren met deze situatie die (hoog waarschijnlijk) al bekend is in de groep. De aandacht verschuift van het individuele groepslid naar het groepsproces: de oefening wordt stilgelegd en de groep wordt in een metagesprek geconfronteerd met vermijding, angsten of contraproductieve groepsnormen. Dit wordt met compassie gebracht, zodat groepsleden hun eigen herkenning kunnen delen. Als groepstherapeuten maak je verbindingen, valideer je gevoelens en verschillen en ondertitel en valideer je vanuit schematherapie-taal.
Wanneer iedereen zich uitgesproken heeft, dan gaat de aandacht terug naar het eerste groepslid. Jij als groepstherapeut (degene bij wie de weerstand begon) vraagt haar te reflecteren op wat de groep verteld heeft. Remmende interventies zijn nodig als groepsleden geneigd zijn om het groepslid ‘hard’ feedback te geven. Voorbeelden van verbredende interventievragen kunnen zijn: Herkennen anderen het gevoel dat je er niet bij hoort? Hoe is dat bij jullie? Is X de enige die dat zo ziet?
Ronald:
Fijn om de bevestiging te krijgen dat het niet iets is om te laten liggen, maar wel met (eventueel opbouwende) empathische confrontatie tegemoet te treden. Als ik de door jullie voorgestelde confrontatie lees, dan kan ik een volgende keer mijn moed verzamelen en iets opmerken over mijn eigen neiging en gevoel eronder. Ik zal het nog eens goed voorbespreken met mijn co-therapeut, want die kan en mag mij daar ook wel mee helpen. De optie van het metagesprek en de oefening loslaten, neem ik ook mee.
Met hartelijke dank aan: Ovidia Tiut, Susan Boogaard-Klinkien en Ronald (vanwege anonimiseren andere naam).
Redactie: Judith Bos