Ontvangers onderzoekssubsidie VSt uitgelicht

Sinds 2019 stelt de Vereniging voor Schematherapie jaarlijks een bedrag beschikbaar voor onderzoek naar de toepassing of theoretische onderbouwing van schematherapie. In 2022 mochten we weer twee subsidies van €10.000 verstrekken aan twee veelbelovende studies op het gebied van schematherapie. De jury voor het toekennen van de subsidies bestond uit prof.dr. Anouk van den Bogaerde, dr. Rien Van en prof.dr. Arnold van Emmerik. In december 2022 zijn de twee winnaars bekend gemaakt die hieronder hun onderzoek toelichten en aangeven waar ze de subsidie voor willen gebruiken. 

De rol van disfunctionele schema’s en acceptatie met betrekking tot chronische vermoeidheid bij oncologiepatiënten na behandeling 

Marianne van der Zijden, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, werkzaam bij Zuyderland M.C. 

Deze wetenschappelijke studie bevindt zich op het snijvlak van de medische psychologie en de oncologie en zal gaan over de rol van disfunctionele schema’s en acceptatie van vermoeidheid bij het ontwikkelen van vermoeidheidsklachten na de behandeling voor kanker. 

Kanker is potentieel een dodelijke ziekte, maar door vroege detectie en moderne beschikbare behandelingen is de overlevingskans in de afgelopen decennia toegenomen. Er is steeds meer aandacht voor het welzijn van de survivors. Eén van de bijwerkingen waar mensen het meest last van hebben na behandeling van kanker op lange termijn, is chronische vermoeidheid (Hinz et al, 2020). Vermoeidheid heeft grote gevolgen voor het dagelijkse leven en daarmee op de kwaliteit van leven. 

In dit onderzoek gaat het om patiënten die 6 maanden tot twee jaar na de (in opzet curatieve) behandeling van kanker nog last hebben van chronische vermoeidheid. In het Engels gedefinieerd als chronic cancer-related fatigue (CCRF). Er zal onderzocht worden welke rol acceptatie van vermoeidheid en disfunctionele schema’s spelen in het in stand houden van chronische vermoeidheid na kanker.  

Het is de vraag of oncologiepatiënten met disfunctionele schema’s na de behandeling een grotere kans hebben op CCRF dan oncologiepatiënten bij wie deze disfunctionele schema’s in mindere mate aanwezig zijn. Vanuit de literatuur is gekozen om het dysfunctionele schema Meedogenloze normen/Overmatig kritisch te onderzoeken. Exploratief onderzoeken we tevens de dysfunctionele schema’s Verlating/instabiliteit en Zelfopoffering. 

Wanneer bovengenoemde schema’s inderdaad samenhangen met een hogere mate van CCRF, dan stellen we vervolgens de vraag welke rol acceptatie van vermoeidheid speelt op de genoemde samenhang. We veronderstellen dat acceptatie van vermoeidheid een mediërende rol speelt tussen disfunctionele schema’s en vermoeidheid: disfunctionele schema’s belemmeren acceptatie van vermoeidheid en bij een lagere mate van acceptatie van vermoeidheid wordt vervolgens een hogere mate van vermoeidheid ervaren. 

Een tweede hypothese veronderstelt een modererende rol van disfunctionele schema’s. Verwacht wordt dat er een negatieve relatie bestaat tussen acceptatie van vermoeidheid en vermoeidheid, maar alleen wanneer de betreffende disfunctionele schema’s in lage mate aanwezig zijn. Wanneer deze disfunctionele schema’s in hoge mate aanwezig zijn, verandert de relatie tussen acceptatie van vermoeidheid en vermoeidheid. Meest waarschijnlijk is dat de disfunctionele schema’s de gunstige invloed van acceptatie van vermoeidheid verminderen.  

De studie is een cross-sectionele studie waarbij tussen 6 maanden en 2 jaar na de behandeling van kanker in Zuyderland MC, eenmalig 4 vragenlijsten (HADS, Spinhoven et al, 1997; CIS, Vercoulen et al, 1999; FMI, Bruggeman- Everts et al, 2017; en YSQ-3S, Rijkeboer et al, 2020) zullen worden afgenomen. 

Huidig onderzoek is zowel theoretisch als praktisch relevant. Als blijkt dat de variabelen acceptatie van vermoeidheid en disfunctionele schema’s een rol spelen bij het in stand houden van chronische vermoeidheid na kanker, dan kunnen deze aspecten meegenomen worden in de screening en behandeling van chronische vermoeidheid na kanker.  

Het onderzoeksteam bestaat vanuit Zuyderland MC uit: Drs. M. van der Zijden (hoofdonderzoeker, GioS), dr. A. van den Hout (klinisch psycholoog) en drs. C. van Helden (klinisch psycholoog). Vanuit extern zijn betrokken: prof. dr. M. van der Lee (Universiteit Tilburg en GZ-psycholoog bij het Helen Dowling Instituut) en dr. J. Roelofs (klinisch psycholoog, docent RINO Zuid). 

Bij vragen of opmerkingen mail naar: m.vanderzijden@zuyderland.nl 

 

Literatuur: 

Bruggeman-Everts, F.Z., van der Lee, M.L., Van ’t Hooft. E.F.M. & Nykliček, I. (2017). Validation of the Dutch Freiburg Mindfulness Inventory in Patients With Medical Illness. Sage open, 7(2). https://doi.org/10.1177/2158244017705936 

Hinz, A, Weis, J., Brähler, E., Härter, M., Geue, K. & Ernst, J. (2020). Fatigue in cancer patients: comparison with the general population and prognostic factors. Support Care in Cancer, 28 (9), 4517-4526. https://doi.org/10.1007/s00520-019-05260-8https://doi.org/10.1007/s00520-019-05260-8 

Rijkeboer, M.M., Videler, A.C., Rossi, G., Van Alpen, S.P.J., & Legra, M.J.H. (2020). Nederlandse vertaling van de Young Schema Questionnaire-Short Form Version 3 (YSQ-3S). 

Spinhoven, Ph., Ormel, J., Sloekers, P.P.A., Kempen, G.I.J.M., Speckens, A.E.M., & van Hemert, A.M. van. (1997). A validation study of the Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) in different groups of Dutch subjects. Psychological Medicine. 27(2), 363-70. https://doi.org/10.1017/s0033291796004382 

Vercoulen, J.H.H.M., Alberts, M., & Bleijenberg, G. (1999). De Checklist Individual Strength (CIS). Gedragstherapie. 32, 131-136. 

 

 

Schematherapie voor stellen (ST-C) bij wie een of allebei de partners een persoonlijkheidsstoornis heeft/hebben: een pilot onderzoek.  

 

Leo Goetstouwers, GZ-psycholoog/psychotherapeut in opleiding tot klinisch psycholoog, werkzaam bij PsyQ Amsterdam 

 

De prevalentie van ernstige relatieproblemen met de partner komt veel voor bij persoonlijkheidsstoornissen (PS), en hoewel het behandelen van deze problemen als onderdeel van het behandelpakket voor PS voor de hand ligt, heeft tot nu toe geen onderzoek de haalbaarheid en de effectiviteit van een dergelijke aanpak gedocumenteerd. Er zijn wel modellen voorgesteld, maar nooit formeel getest. Het huidige onderzoek test voor het eerst de effecten van het toevoegen van een op schematherapie gebaseerde koppelmodule (ST-C) volgens een model dat ontwikkeld is door schematherapeut en oud-voorzitter van de ISST, Eckhard Roediger, aan een module reguliere individuele schematherapie (ST-I) voor persoonlijkheidsstoornissen, volgens DSM-5 criteria. 

Door gebruik te maken van een multiple baseline case series design, met een crossover van twee modules schematherapie, en de korte termijn effecten van deze modules te vergelijken met die van niet op ST-gebaseerde communicatietraining (CT), baseline (wachtperiode totdat behandeling start), en voorbereidingsfase op start behandeling met ST worden de volgende vragen beantwoord:  

  1. Creëert  de fase waarin de twee ST-modules aangeboden worden sterkere effecten dan baseline, ST-voorbereiding, en communicatietraining op uitkomsten gerelateerd aan partner-relatieproblemen en individuele problemen? 2. Is de volgorde waarin eerst de modules ST aangeboden worden en daarna de CT superieur aan de omgekeerde volgorde?

De primaire uitkomsten zijn idiosyncratische overtuigingen over (i) het zelf en (ii) de partner, wekelijks beoordeeld door beide partners op Visuele Analoge Schalen (VAS). Voorbeelden van dergelijke overtuigingen zijn: ik ben een slechte vader of, als het er op aan komt, is mijn partner er niet voor mij. De secundaire uitkomsten omvatten de ARE, de Accessibility, Responsiveness, Emotional Engagement scale (meet de ervaren veiligheid van de gehechtheidsband met de partner) en de Daily Coordination Scale (meet de mate waarin partners hun dagelijkse interacties als soepel of als moeilijk ervaren). 

Effecten op PS-pathologie zullen worden gedocumenteerd met de ADP-IV. Dit instrument wordt gebruikt om de steekproef te beschrijven, niet gebruikt om de hypothesen te toetsen, aangezien deze vragenlijst niet geschikt is om veranderingen op korte termijn te beoordelen. De schema en modi-vragenlijsten (SMI-2 en de YSQ-3S) zullen worden gebruikt voor de casusconceptualisatie, als onderdeel van de ST-I.  Twaalf PS-patiënten en hun partners zullen deelnemen, gerekruteerd uit de reguliere patiëntenstroom op de PsyQ-locatie en instellingen uit het werkgebied van PsyQ. 

Met dit onderzoek worden er mogelijk aanwijzingen gevonden of schematherapie met de partner kan bijdragen aan het verhogen van de effectiviteit van individuele ST bij patiënten met een PS. Het betreft hier een lopend onderzoek, dat onder supervisie van Prof. Dr. Arnoud Arntz (UvA) wordt uitgevoerd en waarvan de dataverzameling naar verwachting mei 2024 voltooid zal zijn en de resultaten eind 2024 verwacht mogen worden waarna zij hopelijk gepresenteerd kunnen worden op een volgend schematherapiecongres.  

 

Bij vragen of opmerkingen mail naar: l.goetstouwers@psyq.nl of praktijk@leogoetstouwers.nl